Lichaamsbouw van de Teckel |
|||||||||||||||||||||||
1. Neusspiegel (onbehaarde uiterste punt van de neus) 2. Neusrug (bovenkant van de neus) 3. Stop (overgang van de neusrug naar het voorhoofd) 4. Schedeldak 5. Oog 6. Oor 7. Nek met iets daarboven de jachtknobbel 8. Hals 9.Vang (wang of voorsnuit) en lippen 10.Onderkaak 11.Keel 12.Schouder 13.Rug(belijing) 14.Schoft (deel van de rug tussen de schoudertoppen) 15.Lendenen 16.Kruis 17.Staartaanzet (plaats waar de rug overgaat in de staart) 18.Staart |
19.Dijbeen 20.Onderbeen 21.Spronggewricht 22.Middenvoetsbeentjes 23.Schoudergewricht 24.Borstbeen 25.Voorborst 26.Opperarm 27.Elleboog 28.Middenhandsbeentjes 29.Voorpoten 30.Borstkas/ Ribbenkast 31.Onderborst 32.Onderbuik 33.Flank 34.Knie 35.Voetzooltjes 36.Tenen |
||||||||||||||||||||||
Bij de Teckel dient de schouderhoogte de helft van de lichaamslengte te bedragen en de borstomvang het dubbele van de schouderhoogte. De afstand tot de grond moet ongeveer 1/3 tot 1/4 t.o.v. de schofthoogte bedragen.
|
Schema van het skelet van de Teckel |
|
1. Hersenschedel 2. Aangezichtsschedel 3. Onderkaak 4. Oogkas 5. Jukbeenboog 6. Achterhoofdsbeen 7. Achterhoofdsknobbels of Jachtknobbel 8. Stop 9. Neuskraakbeen 10.Halswervels 11.Schouderblad 12.Borstwervels 13.Lendewervels 14.Kruisbeen 15.Staartwervels 16.Bekkenbeen 17.Heupbeen 18.Heupgewricht |
19.Dijbeen 20.Knieschijf en gewricht 21.Scheenbeen 22.Kuitbeen 23.Hielbeen 24.Spronggewricht 25.Middenvoetsbeentjes 26.Achtertenen 27.Schoudergewricht 28.Borstbeen 29.Opperarmbeen 30.Ribben 31.Ellebooggewricht 32.Spaakbeen 33.Ellepijp 34.Knieschijf 35.Middenhandsbeentjes 36.Voortenen |
Het hoofd van de Teckel |
|||
Figuur 1: Het ideale hoofd en schedel. Ogen moeten donker zijn (behalve bij chocolade vachten) en ovaal. Ronde ogen zijn een fout. | Figuur 4: Ideaal hoofd, van boven gezien, met de kaak tapse gelijkmatig aan de neus. | ||
Figuur 2: Overdreven uitgesproken stop (zie pijl), te laag aangezet en gevouwen oren. | Figuur 5: Foutieve kaak, geknepen tussen de ogen en de neus. | ||
Figuur 3: korte en spits toelopend kaak, met de oren te hoog aangezet. | Figuur 6: Deze hond toont teveel keelhuid (zie de streepjes). De huid moet goed (strak) passen. |
Het gebit van de Teckel |
|
|
Figuur 7: correct "Schaargebit"; goed sluitende bovenste en onderste hoektanden. Elke afwijking hiervan is een fout. Figuur 8: Incorrect gebit: de "overbeet". Dit komt wat vaker voor dan onderstaand voorbeeld. Figuur 9: Incorrect gebit: de "onderbeet". Figuur 10: toont een "tanggebit" waarbij zowel de bovenste en onderste tanden elkaar precies raken van rand tot rand. Ook dit is onjuist. Er dienen 22 ondertanden en 20 boventanden aanwezig te zijn. Het nummer van de tand moet op aanwezigheid gecontroleerd worden door een keurmeester. Er moeten 6 snijtanden in elke (boven- en onder)kaak aanwezig zijn. (Fouten zijn ontbrekende snijtanden. Een gedetalieerde beschrijving is hier te vinden in de rasstandaard.) |
De voorhand van de Teckel |
|
|
Figuur 11: toont het ideale profiel van de voorhand, de stippellijn geeft de omvang van het borstbeen. De punt van het borstbeen moet zijn prominent en hoog aanwezig zijn. Figuur 12: toont de juiste vorm en lengte van het borstbeen. Het moet een sierlijke curve vormen naar beneden door de voorpoten en goed terug naar de buik. Er zijn 9 ribben 4 zwevende ribben aan weerszijden. Figuur 13: toont het ideale vooraanzicht van de voorhand. De borst moet zeer ovaal zijn en relatief breed. De poten zijn dicht op de ribbenkast geplaatst naar de polsen. De benen zijn recht en staan goed uit elkaar. De voeten mogen licht naar buiten zijn gedraaid of geheel recht. Figuur 14: toont een ribbenkast die is te smal is ("kippenborst"). De voorpoten zijn te dicht bij elkaar aan de polsen en de voeten worden gespreid out ("10-2"). Figuur 15: toont een borstbeen dat te laag begint en niet prominent. Het is kort en komt neer op een punt achter de benen Figuur 16: is een nog meer overdreven voorbeeld van een slecht gevormd borstbeen en voorborst. Hierdoor heeft de hond een zeer diepe borst. Dit zorgt voor onvoldoende 'bodemvrijheid' en zal de beweging van de Teckel (en het vermogen om zijn werk te doen) beperken. Het laagste punt (tussen de voorbenen) mag niet niet lager dan de pols (knie) zijn. Laag aan de grond betekent laagheid van schoft en niet het gebrek aan bodemvrijheid. |
De voorborst en schouders van de Teckel |
|
|
Figuur 17: toont de correcte hoeking van de schouder en de bovenarm (ingesteld op 90 graden). De juiste vorm kan worden afgemeten aan de breedte tussen de punt van het borstbeen en de achterkant van de schouder (zoals getoond door de oranje lijnen). Figuur 18: toont het schouderblad dat te steil geplaatst is en met de bovenarm verbonden bij een hoek groter dan 90 graden. Let ook op de minder prominente voorborst ("vlakke voorzijde"), die vaak samen gaat met te recht geplaatste schouders en de voorbenen die te ver naar voren zijn geplaatst. De oranje lijnen markeren ook het gebrek aan breedte tussen de punt van het borstbeen en de top van de schouder. Figuur 19: toont verdere overdrijving, waardoor voorpoten (sterk) zijn gebogen. Figuur 20: gezien vanaf de voorzijde. Te recht geplaatste schouders kunnen er ook voor zorgen - in slechte gevallen - dat de ellebogen naar buiten gedraaid worden en daardoor los van de ribben komen. Het lijf hoort niet 'los te hangen' tussen de poten. |
De voeten van de Teckel |
|
|
Figuren 21, 21a en 21b: tonen de juiste vorm van de voeten. Voorpoten moeten groot, rond en gesloten zijn, met stevige voetkussens en een duidelijke boog naar elke teen. Er zijn 5 tenen, maar slechts vier worden gebruikt. De huid op de voorbenen mag niet gerimpeld zijn. De voeten mogen licht naar buiten gedraaid zijn of geheel recht. Figuren 22 en 22a: toon een onjuiste, lange, smalle voet ("hazenvoet"). Een kleine, ronde "terriër voet" is eveneens onjuist. |
De rugbelijning van de Teckel |
|
|
Figuur 23: toont de ideale belijning. De lijn van de rug van de schoft tot romp moet vlak zijn. Het lichaam moet lang en gespierd zijn. Een te korte body geeft een "plompe" uitstraling. De onderbelijning mag te sterk zijn "opgetrokken" (zoals de buik van een Greyhound). De lengte van het hoofd is gelijk aan de halslengte, staartlengte, en de borstdiepte. En, drie hoofdlengtes zijn gelijk aan de lengte van het lichaam van borstbeen tot aan de sprongen.
|
De achterhand van de Teckel |
|
Figuur 27: toont een lang bekken en het dijbeen dat met een rechte hoek daarop geplaatst is. Het scheenbeen is van dusdanige lengte dat het spronggewricht net vrij staat van de achterkant van de dij. De middenvoetsbeentjes staan verticaal, tot aan het spronggewricht. De correcte hoeking kan worden afgemeten door de breedte van de aangegeven stippellijnen. |